Noodzakelijke stappen naar een daling van het antibioticumgebruik op Vlaamse melkveebedrijven - Deel 2: selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis
De landbouwsector staat de laatste jaren onder druk wegens het overmatig inzetten van antibiotica. In de melkveehouderij werd het selectief droogzetten reeds geïntroduceerd om deze overmatige antibioticaconsumptie in te dijken. Hoewel selectief droogzetten - naast een geoptimaliseerde mastitispreventie - al een grote stap in de goede richting is, zijn extra maatregelen noodzakelijk en mogelijk. Naast het selectief droogzetten kan ook het selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitisgevallen geïntroduceerd worden. Met deze benadering kan het antibioticumgebruik voor de behandeling van niet-ernstige klinische mastitis tot 50% verminderd worden zonder negatieve consequenties voor de melkproductie en de uiergezondheid, zoals aangetoond in de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Duitsland en de Scandinavische landen. Bepalende factoren voor de grootte van deze reductie in antibioticumgebruik zijn (1) het aantal dagen dat de melk niet mee kan geleverd worden, (2) de kostprijs van de gebruikte geneesmiddelen (antibiotica en/of niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen), (3) de therapieduur, (4) de tijd tussen de diagnose aan de hand van een sneltest en de behandeling, (5) het risico op het besmetten van andere koeien in de kudde, (6) het aandeel van grampositieve kiemen die bijdragen tot mastitis op het bedrijf en (7) de bacteriologische genezing. Net zoals bij het selectief droogzetten, is bij het selectief behandelen voorzichtigheid geboden. Het selectief behandelen zou economisch gezien het meest interessant zijn op bedrijven met een relatief lage prevalentie van klinische uierontstekingen veroorzaakt door grampositieve mastitisverwekkers en met een hoge kans op bacteriologische genezing.